Bezitloos pandrecht op roerende zaken

Roerende zaken betreffen bijvoorbeeld inventaris, voorraden, transportmiddelen, etc.
Het bezitloos pandrecht op roerende zaken (art. 3:237 BW) dient te worden gevestigd met notariƫle of onderhandse (geregistreerde) akte. Waarbij de pandhouder het recht heeft op afgifte (in vuistpand) art. 3:237 lid 3 BW. Nadeel: geen bescherming tegen fiscus in geval van bodemzaken (art. 57 lid 3 Fw/art. 21 lid 2 IW). Bodemzaken betreffen grofweg alle inventaris die zich op de bodem van de failliet bevinden (dus geen auto's).
Gevaar voor de stille pandhouder is vervreemding van de verpande goederen. Waarbij enige bescherming wordt verkregen als er geen sprake is van verkoop met een koper die kwader trouw handelt. Daarnaast verbreekt verkoop geen pandrecht (dat volgt het goed), behoudens als de koper te goeder trouw is. Dit is tevens van belang bij sale and leaseback, die betere werking heeft dan bodemhuurconstructie. Sinds 1-1-2013 is er namelijk een meldingsplicht bij de fiscus als bijvoorbeeld de pandhouder zaken in vuistpand wenst te nemen (4 weken) (art. 22bis IW).